Bert.

Voor de eerste column op deze website, kies ik er voor om terug te kijken. Vanuit een persoonlijke beleving herinneringen ophalen aan circuit Zandvoort in mijn jeugd.

Want als straks op 3 mei 2020 de rode lichten doven en alle Formule 1 bolides van hun plek komen en zich richting Tarzan-bocht storten, is er 35 jaar voorbij gegaan zonder een Formule 1 race op het circuit in de duinen. Vijfendertig jaar geleden in 1985, waren er nog geen rode lichten. Ik meen dat een man met een vlag ergens aan de zijkant stond, de vlag liet neer dalen, waarna een veld met toen nog 25 wagens van hun plekken rolden met rokende achterbanden. De Nederlander Huub Rothengatter had zich in ‘85 niet voor de race op zondag weten te kwalificeren. Een uitslag van de race met Niki Lauda als winnaar, voor Prost en Senna als derde. Twee van de drie intussen overleden. En in 1985 kwamen er maar 9 wagens aan de finish.

Tot aan 3 mei 2020 worden er nog veel faciliteiten op en rond het circuit onder handen genomen. De baan, tribune capaciteit, twee tunnels, aanpassen pitboxen en paddockterrein, voorzieningen rond toegangswegen, hoofdingang etc.

Daarom nog één keer achterom kijken naar het verleden. Wat kan ik mij als kind herinneren van circuit Zandvoort?

Opgroeiend in Haarlem-Noord in een rustige buurt en pleintje, gingen wij altijd met de fiets naar Zandvoort. Via de spoorwegovergang Bloemendaal, via Overveen naar de Zeeweg om de fietsen te stallen op de Boulevard. Bij de toen nog zij-ingang het duin omlaag, via een trap aangelegd ergens voor of tijdens de oorlog. Betonnen treden die er toen al schots en scheef in lagen. Eenmaal beneden, liepen we altijd om de Tarzan-bocht heen, naar wat volgens onze vader de beste plek was om te gaan zitten; uitkomen Tarzan.

De koelbox was altijd mee, moeders zorgde voor de lunchpakketten, drinken en voldoende versnaperingen om de dag mee door te komen. Die plek bij uitkomen Tarzan, bestond toen nog uit een enkelvoudig halfhoog hekwerk, aan de binnenzijde een vangrail. Strobalen waren er toen al niet meer. Na een aantal dramatische ongevallen begin jaren ’70 was er wel al iets gedaan aan het verbeteren van de veiligheid. We hadden twee plekken op zo’n racedag.

Eén was aan het hek zelf, alleen als kind kon ik niet boven de vangrail uit kijken. Dus ging je bij aankomst al snel op zoek naar hele of kapotte stoeptegels. Die lagen her en der verspreid en zo probeerde je een torentje te bouwen van tegelmateriaal, zodat je er op kon gaan staan en beter zicht had. De tweede plek was terug het duin in, bovenop de duintop. Zodat je beter overzicht had, maar wel verder van de baan af zat. Een racedag toen was lang, dus als kind liet je je regelmatig naar beneden rollen, weer het duin omhoog, weer naar beneden rollen enz. Eenmaal thuis kwam er dan ook overal zand uit, dat kwam als gratis souvenir mee. Daar was de wasmachine niet blij mee.

Het waren toen de bekende racedagen op het circuit, georganiseerd door de grote tabaksfabrikanten. Een Marlboro dag, een Lucky Strike dag, de Camel races, John Player, ook de Paas- en Pinksterraces waren toen nog groots met overvolle startvelden. Een dag gevuld met formule wagens, toerwagens en merkenraces. Uiteraard in die tijd de Renaultjes 5, Simca’s, Alfa’s, Austin Metro’s, later de Toyota Starlets. Vooral de merkenraces stonden garant voor spektakel in de Tarzan-bocht, daarom de keuze om in die bocht te gaan kijken. Spiegels die eraf vlogen, bumpers, spoilers, van alles lag er op het asfalt als die matadoren hun race hadden afgesloten. En in die tijd klinkende namen die tot de verbeelding spreken: Huisman, Lammers, Bleekemolen, Hezemans, Fred Frankenhout, Evert Bolderheij, Hans Deen, Cor Euser, Charles Zwolsman. (die laatste kreeg jaren later de pseudo Charles Z. vanwege andere praktijken, maar dit terzijde). Later kwamen daar nog de broers Coronel, Jos Verstappen, Christijan Albers bij.

Namen van coureurs en families die inmiddels een of twee generaties later nog steeds het podium van de Nederlandse autosport vertegenwoordigen.

Tot slot dé herinnering in mijn jeugd, die om welke reden dan ook als eerste bij mij naar boven komt. Als ik terugdenk aan de jaren dat ik als kind de races op Zandvoort van dichtbij beleefde.  

En dat is de dikke vette Camaro van Bert Moritz. Een beest van een auto, opvallende kleurstelling, en met toen een oorverdovend geluid een onuitwisbare indruk op mij gemaakt als kind. Uiteraard ken ik de persoon in kwestie niet, maar terugdenkend aan de vroege herinneringen aan het circuit, dan moet ik direct aan Bert Moritz denken.

Over een paar maanden op 3 mei 2020 denk ik, en met mij vele andere Nederlandse liefhebbers, aan een jongeman met de voornaam Max. Dat is de toekomst, dit was een herinnering.

Met dank aan Bert.